De dans wordt de eerste taal en de oudste en de meest universele kunst genoemd. Feest en plezier gaan sinds mensenheugenis hand in hand met het gildewezen. Het dansen heeft een belangrijke rol gespeeld in het gildewezen. Bij bruiloften, het binnenhalen van de oogst of rond het meigebeuren werden er specifieke dansen uitgevoerd die een diepere symboliek met zich meedragen. Verschillende dansen hebben een passende, illustrerende en zingbare tekst. Speelmannen staan borg voor de muzikale begeleiding. Er ontstonden zelfs unieke gildedansen. In de schoot van heel wat Kempische schuttersgilden ontstonden dansgroepen die zich specifiek toeleggen op het uitvoeren van volksdansen. Overal werd er gedanst en dat bleef traditie bij de schutters. Hierdoor staan de schuttersgilden borg voor het verder in stand houden van heel wat danserfgoed.
Dank zij de schuttersgilden bleven vele oude dansen bewaard. In het begin van de 20ste eeuw werd een begin gemaakt van de notering van oude liederen en dansen door Th. Peeters (1883-1949). Nadien werden deze getuigenissen van onze volkscultuur opgetekend door het Vlaams Dansarchief. Later geschiedde dit door de werking van het Vlaams Instituut voor Volkscultuur o.l.v. Fr. Geens. Dankzij talrijke medewerkers kon het instituut zeer vele oude dansen veilig stellen voor het nageslacht. Zij tekenden dansen op van wijlen de speelmannen Louis Doms uit Rijkevorsel (1897-1982) en Suske Schellens uit Westerlo (1894-1995). Al deze dansen werden gebundeld, uitgegeven en op die manier bewaard voor de volgende generaties. Zo kan iedereen nog steeds genieten van het oud cultureel bezit der schuttersgilden.
De gildedansen moeten niet onderdoen voor deze van andere volkeren want zij behoren tot de mooiste van Europa.
Het dansen bij de gilde wordt toevertrouwd aan gildebroeders en gildezusters, jong en oud. In welke vereniging is het mogelijk dat man en vrouw zo ijverig samenwerken? Hierdoor is het mogelijk een rijk gamma aan te bieden aan een breed publiek: de Molenmazurka, de talrijke Kadrils, de Rozenwals, de Heiluizer, de Trawantel, Mieke Stout, de Lancierskadril, …
De gekende dansen in het gildewezen zijn vaak uiting van gemeende vriendschap en broederlijkheid. Elke dans heeft zijn eigen figuren en zijn diepere betekenis.
Raadpleeg de gehele pagina of maak uw keuze: Evolutie bij schuttersgilden — Evolutie bij KSSGE — Dansrepetities — Belangstelling? — Gildedansen uit Essen — Gilde zoekt …
Evolutie van het gildedansen bij de schuttersgilden
Van in de vroegste tijden beoefenden de mensen de dans om hun gevoelens tot uiting te brengen. Eerst gebeurde dit om erkenning te betonen aan hun Opperwezen, later maakten zij van de dans gebruik om een feestelijke of ook een droevige gebeurtenis te begeleiden.
Hoe was de situatie bij de schuttersgilden? Aanvankelijk werden de gildedansen in de gildekamer uitgevoerd en dit uitsluitend tot eigen vermaak. Met de viering van de patroonheilige of andere bijzondere gelegenheden werd er geteerd en plezier gemaakt: kaartspelen, zingen, praten en … dansen. Danswedstrijden stonden niet op het programma van een schuttersfeest. In de glorieperiode van de schuttersgilden werden de schietspelen, zoals een gildenfeest en landjuweel, opgeluisterd door het vertonen van komisch toneel. Gildeleden en later leden van bevriende rederijkers zorgden hierbij voor de nodige ontspanning.
Het jaar 1921 was de grote doorbraak van de danswedstrijden. De Sint-Sebastiaansgilde uit Kapellen organiseerde op 15 mei het gildenfeest waarbij het gildedansen voor het eerst een onderdeel werd van het programma. Tot op heden is het gildedansen nog steeds een onderdeel van de gildenfeesten en de latere landjuwelen, en namen ze de plaats in van de “esbattementen (komisch toneel)”.
In een aantal schuttersgilden nam het belang van de schietingen af en werd het volksdansen steeds belangrijker. Buitenstaanders aanzagen de Kempische schuttersgilden dan ook als volksgroepen. De schuttersgilden waren, en zijn tot op heden, op de eerste plaats verenigingen van schutters!
Waaruit bestond het dansrepertoire? Waren het typische gildedansen of stamden ze uit de overlevering? Meer dan één dans werd afgeleid van salondansen of had zelfs een vreemde oorsprong. Elke speelman kende daarvan een variante die als het ware het kenmerk werd van eigen dorp, gilde of streek. Plaatselijke dansen of plaatselijke interpretaties van meer algemeen bekende dansen werden uitgevoerd. Het dansen was tenslotte één der aspecten van het vermakelijkheidsleven. Hoeveel varianten bestaan er niet van de quadrille (kadril)? Deze dansen stammen uit de overlevering van de schuttersgilden. Zij waren en blijven immers de behoeders van dit soort erfgoed dat mondeling werd doorgegeven en voortgeleefd.
De Hoge Gilderaad der Kempen besliste bij haar oprichting in 1952 dat tijdens een gildenfeest of een landjuweel alleen dansen uit het oude Hertogdom Brabant toegestaan zijn.
Evolutie van het gildedansen bij de Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde Essen
Vonden de meeste oudere gildeleden in hun bijeenkomsten vermaak bij een kan bier of in het kaartspel, dan zochten de resterende oudere gildeleden en jonge gezellen ontspanning in de dans. De speelman was hun vriend en op zijn strijkje, begeleid door de tamboer, dansten zij de kadril, de gildedans bij uitstek.
Doorlopend komen in de rekeningen de vergoedingen voor die aan de speelman betaald werden: “ aen Jan Vennix voor neghen daegen voor de gemeene gulde te spelen, IX gulden”. De speelman trok dus een gulden daags, wat voor die tijd een niet geringe vergoeding was. Bovendien ontving hij nog een aantal stuivers voor zijn ‘liverye’ (zijn bijzondere kenmerkende kleding). Jan Vennix is de oudst gekende speelman. Marynys Cornelissen Pachters komt als speelman voor in 1697. Hierna wordt de speelman in de rekeningen niet meer bij naam genoemd, zodat wij niet weten wie na vorige twee de vedel bespeeld heeft.
Zekere Dinis Van Turnhout noteerde in het gildeboek het volgende :“Ik als sekertarus Dinis Van Turnhout beken en bevonden dat in het jaer 1849 de houderlingen gedanst hebben in de houderdom van 326 jaer de vier mannen en het vrouwvolk 254, bedraegt de acht man 580 jaren.” Dit is dus een gemiddelde leeftijd van 72,5 jaar.
Het jaar 1921 was van groot belang voor de Sint-Sebastiaansgilde Essen. Frans Van Spaendonk werd tot hoofdman verkozen en onder zijn leiding nam het gilde op 15 mei deel aan het gildenfeest te Kapellen. Voor het eerst werden hier de oude dansen in het openbaar uitgevoerd. Dit succesvol optreden ging niet ongemerkt voorbij aan het gilde: talrijke aanvragen voor deelname aan andere gildenfeesten en folkloristische manifestaties komen toe. De typische klederdracht en dansen van het gilde waren hier zeker niet vreemd aan. Het gilde ontwaakte uit haar sluimer en trad weer naar buiten. Een nieuw doel stelde zich voor het gilde, nl. het bewaren en uitdragen van de oude gewoonten, gebruiken en dansen in zoverre deze gekend zijn. Het gilde werd als het ware een stuk levende dorpsgeschiedenis.
In 1930 nam het gilde deel aan het Gildenfeest te Oudenbosch in Nederland. De Oudenbosschenaar schreef op 14 juni 1930 onderstaand bericht:
“Het St. Sebastiaansgilde van Esschen mag er zich op beroemen, de oude dansen het best bewaard te hebben en ze ook het best te kunnen uitvoeren. Wanneer men nagaat, dat de nivelleerende tijdgeest tal van oude en tot dan zoo krampachtig bewaarde gebruiken en culturele uitingen zoo goed als wegvaagde, dan is er reden te over om onze Brabantsche en Kempische gilden dankbaar te zijn voor hun eenvoudig, nochtans zoo grootsch werk.”
Het 4de Kempisch Congres te Essen in 1931, gewijd aan het Gildeleven, was ingericht door de Geschied- en Oudheidkundige Kringen der Kempen. Zij waren tevens organisator van het 1ste Kempisch Landjuweel der Kempische schuttersgilden. Het gilde was hierbij uiteraard aanwezig. Het Dagblad van Noorbrabant van 14 augustus 1931 schreef het volgende:
“De laatste jaren is het gilde vermaard geworden door het uitvoeren van folkloristische dansen, die met groot succes zijn bekroond. Zoowel in België als in Nederland hadden deze dansen een ongemeene bijval en het is ook niet zonder reden, dat het gilde zooveel prijzen gewonnen heeft.”
In 1934 was het gilde aanwezig op het ‘Eerste lustrumfeest van het Vlaams Verbond’. De Morgenpost van 10 mei 1934 publiceerde onderstaand bericht:
“Vervolgens voorziet het programma typische Kempische volksdansen door de Koninklijke Sint Sebastiaansgilde die zoowel door het artistieke peil van haar uitvoeringen als door haar traditie van ruim 300 jaren, een der merkwaardigste folkloristische vereenigingen is van het land.”
In 1936 was er te Gent een Vlaamsch Wetenschappelijk Congres. Op 18 april, tijdens de Kempische Avond, trad het St.-Sebastiaansgilde met haar oude dansen op in de zaal ‘Elckerlyc’. Het gilde viel zo’n succes te beurt dat het tijdschrift Wetenschap in Vlaanderen er het volgende over schreef:
“Door de aloude schuttersvereeniging de St.-Sebastiaansgilde uit Esschen — die in groot ornaat verscheen — werden een aantal dansen uitgevoerd die soms van uit Breugel’s tijd gelukkig zijn blijven voortleven in dit uiterste N. W. van de Antwerpse Kempen, en niet angstvallige zorg in ere worden gehouden zoals ze waren en gedanst worden in de oude, vooral bij de vrouwen, zo mooie Kempische klederdracht. Meer dan veertig dansers, mannen en vrouwen, van wie de jongste 35 en de oudste (aanwezige) 83 was, en de zwaarste vrouw (een felle !) 109 kilo weegt. Volkskunst op zijn allerbeste, folklore uit de bovenste lade, die bij kenners – overigens wel bij alle aanwezigen, en de zaal was bomvol – een onvergetelijke indruk naliet. Terecht kreeg dan ook de voorbeeldige werker die de h. Gerard Meeusen, hun leidsman en secretaris van de Oudheidkundige Kring van Esschen en Kalmthout, is – naast de h. Willem de Meyer, voornoemd, die met Mej. Aerts en M. Segers voor een prettig omkransen met Kempische liederen had gezorgd – een mooi geschenk en werd hij nog eens extra in de bloemen gezet. Ook de Noordnederlandse pers wist over deze Kempische avond – dan nog vergeleken met zekere oud-Hollandse dansavonden – niets dan goed. Op deze avond was ook een Javaanse prins aanwezig, die zijn geestdrift niet wenste te verhelen.”
In dezelfde periode in 1936 was er ook een verbroederingsfeest met de ‘Englisch Folk Dance and Song Society’. Hierbij werden gildedansen afgewisseld met Engelsche dansen.
Waaruit bestaat het huidige dansrepertoire? Aanvankelijk waren dit hoofdzakelijk de typische dansen uit Essen. Door de aansluiting bij de Hoge Gilderaad der Kempen werd het dansrepertorium tussen 1979 en 1984 uitgebreid met de dansen van gans de Kempen en dansen uit Brabant.
De dansgroep van de Koninklijke Sint-Sebastiaangilde Essen danst zowel oude als nieuwe Kempische gildedansen, typische dansen uit Essen en traditionele Vlaamse volksdansen. Het repertoire bevat kadrils (dansopstelling in ruit of vierkant) en gemeenschapsdansen (dansopstelling in kring.
Bij de opstart van de dansgroep waren de dansparen ook echtparen in het dagelijkse leven. Ook wat dat betreft zijn de tijden veranderd; de dansparen zijn vandaag niet altijd een echtpaar. In de beginjaren 2000 bestond de dansgroep uit 12 dansparen: 10 dansparen waren meestal aanwezig tijdens de repetities en de dansoptredens. Dit telkens onder begeleiding van 3 accordeonisten.
De dansgroep treedt tevens op in binnen- en buitenland en behaalde al veel mooie resultaten bij wedstrijden. Op sociaal gebied draagt de gilde haar steentje bij door het verzorgen van dansvoorstellingen voor bejaarden en voor personen met een beperking.
Dansrepetities
Wanneer: 2-wekelijks, telkens op donderdagavond van 20:00 tot 22:30.
Waar: Gildelokaal, Stationsstraat 61, 2910 Essen
Dansleidster: May Anthonissen
De dansleidster werkt met dansbundels, uitgebracht door het Vlaamse Dansarchief. Tijdens deze repetities
- worden nieuwe (gilde)dansen aangeleerd
- wordt er gewerkt aan een programma ter uitvoering bij een aankomend dansoptreden. Een dansoptreden bestaat uit 2 blokken van elk ongeveer 20 minuten.
- wordt er flink geoefend voor de wedstrijddans die ten uitvoer gebracht wordt op het jaarlijkse gildefeest en het vijfjaarlijkse landjuweel.
De repetitieavonden staan per maand vermeld in de ‘Kalender’-pagina.
Belangstelling?
Omwille van allerlei omstandigheden is inmiddels zowel het aantal dansers als het aantal muzikanten verminderd. Het gilde is dan ook dringend op zoek naar dansparen/alleenstaande dansers en muzikanten ter uitbreiding van onze dansgroep en het in stand houden van de traditie in het gildedansen.
Indien u belangstelling heeft voor deze dansen, of indien u niet stil kan blijven zitten, of u voelt het al kriebelen, kom dan vrijblijvend een kijkje nemen tijdens een repetitieavond. U bent van harte welkom!
Heeft U interesse om zich bij onze dansgroep aan te sluiten, neem dan gerust contact op met onderstaande personen, hetzij telefonisch, hetzij via de ‘Contact’-pagina.
Dansleidster: May Anthonissen T: +32 3 677 31 42
Dansverantwoordelijke: Carina Otten T: +32 3 667 56 37
Gildedansen uit Essen
Het aanbod van Kempische dansen bevat ook een aantal specifieke grote (G) en kleinere (K) licht verteerbare dansen uit Essen, zoals
- Kadril van Essen (G)
- is het pronkstuk van de gilde
- bestaat uit 5 dansfiguren
- dans voor 8 paren
- bevat de volgende passen: bijtrekpas, boerenwals, draaipas, gaanpas, galoppas, hoppas, huppelpas, looppas, polka, sluitsprong, spinpas en wisselpas.
- Lansierskadril van Essen (G)
- bestaat uit 5 figuren
- uit de vergetelhoek opgehaald en opnieuw ten uitvoer gebracht tijdens de keizerskroning op 9 mei 2010
- dans voor 4 paren
- Jan Piddewit (K)
- hierin wisselen wals en stamp mekaar af
- Klepperwals (K)
- bestaat uit stampen en klappen afgewisseld met eenvoudige bewegingen
- Kribbel (K)
- deze dans kenmerkt zich door galoppassen
- Mieke Stout (K)
- bevat hoofdzakelijk klapfiguur en polka
- Polonaise (K)
- opgebouwd uit gaanpas, huppelpas en polka.
De kadrils zijn een didactische dansvorm bij uitstek. Het beurtelings observeren en dan proberen uit te voeren wat de beginnende rijen voordeden maakt het dansen tot een uitdaging.
Het Vlaams Dansarchief wenste in 2008 de dansen uit Essen in een jubileumuitgave op te nemen. De Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde Essen en de Heemkundige Kring Essen verleenden hierbij hun volledige steun en medewerking. Het systematisch optekenen van dansbeschrijvingen behoort tot de archiefwerking van het Instituut voor Vlaamse Volkskunst (IVV). Wanneer dansbeschrijvingen, muziek en eventuele tekeningen tot leven komen op de dansvloer, doet de dansgroep ook aan ‘saveguarding’ of beveiligen, het bewaren door actief te dansen (onderdeel van Immaterieel Cultureel Erfgoed). Het dansbundel ‘Dansen uit Essen’, een uitgave van het IVV, werd op 9 mei 2010 voorgesteld door voorzitter Gert Laekeman tijdens de keizerskroning van Jan Nelen als eerste keizer in het gilde.
De Kadril van Essen was het pronkstuk van onze gilde tijdens de bloeiperiode van 1927 tot 1955. Het gilde was hiermee wijd en zijd bekend. Nadien kende onze gilde een periode van vergrijzing. De hoge leeftijd van de gildeleden noodzaakten de figuren en passen te vereenvoudigen; bepaalde passen, die men te moeilijk of te vermoeiend vond, werden gewoon weggelaten. Na een tiental jaar bleef van deze rijke kadril nog slechts een herinnering over, een mager afkooksel van wat ooit een zeer gesmaakte dans was bij de opvoeringen in binnen- en buitenland.
Tijdens het gildenfeest van 1967 was toenmalig hoofdman Jules Tax akkoord dat de Essense dansen werden opgetekend door het Vlaams Dansarchief. Echter, om niet te achterhalen redenen werd dit nooit gefinaliseerd en verwaterden de contacten tussen de gilde en het Vlaams Dansarchief.
In 1993 werd de Kadril van Essen onder impuls van wijlen hoofdman Fons Cruysberghs opnieuw gereconstrueerd. Er werd heel wat opzoekwerk verricht. Middels filmfragmenten, geluidsbanden, muziekpartituren, ervaren dansleiders, overleg met de oude gildeleden, werden de figuren, de passenreeksen en de originele muziek op punt gesteld. Deze dans werd dan vervolgens opnieuw uitgevoerd tijdens het gildenfeest in Olen in1994.
Bronnen:
- Boek ’50 jaar Hoge Gildenraad der Kempen 1952-2002’, Eugeen Van Autenboer
- Boek ‘Het St Sebastiaansgilde van Essen’, 1963, Gerard Meeusen
- Document ‘Het Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde van Essen (Alfons Cruysberghs)’, Oude ‘De Spycker’ 1984, p. 63-84.
- Boek ‘De schuttersgilden in de Antwerpse Kempen’, K.C. Peeters-Instituut voor Volkskunde, Eugeen Van Autenboer
- Boek ‘De Kempische schuttersgilden’, H. Wouters, Overdruk uit ‘Calmpthoutania’ 1968
- Dansbundel ‘Dansen uit Essen’, 2010, Instituut voor Vlaamse Volkskunst
- Tijdschrift ‘Wetenschap in Vlaanderen’, Jaargang 1 (1935-1936), p.150-151