Vendelen

Raadpleeg de gehele pagina of maak uw keuze: Algemeen Vendelen bij Schuttersgilden Vendelen in Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde Essen Historisch


Algemeen

Vendelen is het kunstig zwaaien van kleurrijke vlaggen aan stokken. Onderaan de stok is een loden tegengewicht bevestigd zodat het evenwichtspunt van het geheel niet in de vlag komt te liggen. De vlag wordt gehanteerd door een vendelier. De figuren volgen elkaar willekeurig op met afwisselende grepen of er wordt een volledige vendelreeks (een reeks in volgorde vastgelegde figuren waarin ook ’worpen’ opgenomen zijn) afgewerkt. Tijdens het vendelen mag de vlagstok niet op de grond terechtkomen. Een vendelier kan alleen of in groep vendelen, op traditionele muziek of met tromgeroffel.

Vendelen wordt traditioneel door mannen uitgevoerd, uitzonderlijk wordt er her en der een vrouw toegelaten. Voor optredens worden zowel moderne als heraldische vlaggen gebruikt. Een heraldische vlag kan de groepsvlag, de vlag van de landsheer of de patroonheilige, de vlag van de stad, de vlag van de regio of de Europese vlag zijn.

Het vendelen is een vertoon van kracht, stoerheid, fierheid en behendigheid van de vendelier. Dit alles is een streling voor het oog. Vendelen is ook een stuk cultuur, een stukje Vlaamse geschiedenis. Het wordt samen beleefd, het wordt bewaard en uitgebreid voor de toekomstige generaties.

Het vendelen is een eeuwenoude traditie die in heel Europa beoefend wordt. Het vendelen met grote vlaggen zien we enkel in het noorden van België, het zuiden van Nederland en in sommige delen van Duitsland kort bij de Nederlandse en Belgische grens. Het vendelen met kleine vlaggen gebeurt in Zwitserland, Oostenrijk en Italië. Landelijk en ook regionaal zijn er veel verschillen in uitvoering. Sommige groepen vendelen altijd op muziek, anderen maken veel indruk met het naar elkaar toegooien van de vendels. Bij iedere inhuldiging, viering, verwelkoming, processie, … in de geschiedenis komt men wel vaandeldragers of vendeliers tegen.


Het vendelen bij de schuttersgilden

Wat verstaat men onder een gildevendel?

Een gildevendel heeft de volgende kenmerken:

  • De afmetingen van de vendels voor volwassenen zijn gesteld op 180 x 180 cm, voor de jeugd op 140 x 140 cm (10-16 jaar) en 120 x 120 cm (t/m 10 jaar).
  • De stok van het vendel is van hout en is zo lang dat bij loodrechte stand van het vendel het diagonaal hangende vaandel de grond niet raakt. De lengte van de stok is dan in totaal 270 cm. De vendelstok voor de jeugdvendels moet in totaal 210 cm zijn.
  • Om het vendel goed te laten balanceren heeft het ondereinde van de stok een contragewicht van 400 gram.
  • Een traditionele vendelstok met vendel en contragewicht voor volwassenen woog aanvankelijk al vlug 8 tot 10 kg. Dit is in de loop der tijd verminderd tot ongeveer 4 kg. Voor de jeugdvendels is het gewicht van stok en vendel ongeveer 2,5 kg.
  • De grote zwaaivendels bevatten weinig of geen afbeeldingen. De hoofdkleuren van het gilde en eenvoudige symbolen worden bij voorkeur symmetrisch op het vendel aangebracht.
  • Vanwege de zwaaifunctie van het vedel, is het belangrijk om lichte stof te gebruiken, bv. nylon, en weegt ongeveer 400 gram. Dit bevordert de sierlijkheid bij het zwaaien.

In de schuttersgilden wordt de kunst van het vendelen beoefend onder begeleiding van de tamboer, o.a.

  • bij officiële gelegenheden als een eerbetoon aan de wereldlijke en/of kerkelijke autoriteiten
  • bij Vlaamse feesten. Tijdens de jaarlijkse 11 juliviering (Oude Pastorij te Essen) wordt de dansgroep vaak uitgenodigd om een dansoptreden te verzorgen. Tussen de twee blokken dansprogramma’s nemen de vendeliers het heft in handen en laten hun kunsten met het vendel bewonderen. Dit resulteert steevast in een spontaan en dankbaar applaus vanwege het aanwezige publiek, zowel in binnen- als in buitenland.
  • tijdens het driejaarlijkse koningsschieten brengen de vendeliers de vaandelgroet bij de inauguratie van de nieuwe koning. Vervolgens wandelt de koning met de koningin over het gildevendel.
  • tijdens het jaarlijkse gildefeest en het vijfjaarlijkse landjuweel. De vendeliers van de deelnemende gilden bekampen zich onderling in behendigheid en perfectie bij het uitvoeren van de figuren. Even concentreren en de spieren opwarmen en dan gaan voor een geweldige uitvoering van de vendelreeks!

Bij de begeleiding van een vendelspel heeft de tamboer een meervoudige taak:

  • het geven van bepaalde signalen tot inzet of slot van een figuur
  • het bepalen van een tempo
  • het ritmisch muzikaal begeleiden
  • het accentueren van bepaalde vendelbewegingen of vendelfiguren.

De schuttersgilden der Kempen bevatten meestal één, hier en daar twee vendeliers. Bij een groter aantal zal de aandacht zich onwillekeurig meer richten op het effect van het aantal (het showelement, een folkloristische demonstratie van pure behendigheid), dan op de inhoud van het vendelen.

Wat is de inhoud van het vendelen? De vendelier brengt de vendelgroet of de uitbeelding van het vendelgebed. Het vendelgebed is een langdurige serie handelingen met het vendel die de strijd tussen het goede en het kwade, de strijd tussen geloof en ongeloof uitbeelden.

Vanaf de opstart van de Hoge Gilderaad der Kempen (HGK) in 1952 was deze zich terdege bewust van de waarde van het vendelspel waarvan toen reeds ver­schillende reeksen bestonden. De HGK gaf in 1954 opdracht aan O. François (1917-1972), gildebroeder van Sint-Sebastiaansgilde uit Herentals, om de ‘Brechtse’ reeks op te tekenen en uit te geven. Het boekje ‘De Brechtse Figurenreeks’ verscheen in 1955. Het werd een goede handleiding voor vele vendeliers.

Cursussen werden ingericht onder de deskundige lei­ding van Renaat Van Overbeke. De HGK boekte vooruitgang met deze discipline op het jaarlijkse gildefeest. Elk deelnemende vendelier spande zich in om door de beoordeling het peil te verhogen.

Er bestonden nog andere vendelreeksen. Het Instituut voor Vlaamse Volks­kunst beijverde zich om al die varianten op te tekenen. Dit veldwerk met een schat aan gegevens vond zijn bekroning in de uitgave van “Het Vliegend Ven­del” in 1984, een boekwerk onder leiding van Frans Geens.


Het vendelen bij de Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde Essen

In de Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde Essen werd het vendelen sinds 1990 succesvol beoefend door Marc Van Looveren. Tijdens het Gildefeest in 2004 te Vosselaar vormde Marc voor het eerst een duo met zijn zoon Wouter. Na het Landjuweel in 2015 te Nieuwmoer besloot Marc zijn loopbaan als actief vendelier te beëindigen. Na 25 jaar vendelen bij het gilde gaf hij het vendelvakmanschap definitief in handen van zoon Wouter. Sinds het Gildefeest in 2016 te Loenhout geven de neven Wouter en Stijn Van Looveren het beste van zichzelf, dit onder toezicht van hun leermeester Marc Van Looveren. Hun gezamenlijk optreden werd beloond met een mooie derde plaats. De muzikale begeleiding van tromgeroffel is al jaren in handen van tamboer Jan Luyten.


Historisch

Het vendelzwaaien zou zijn oorsprong hebben kort voor of tijdens de kruistochten. Het was toen een militaire daad waarbij het legerstandaard werd bewogen. Later werden jonge officieren van de compagnie belast met het dragen van de compagniestandaard. Met sierlijke bewegingen vergezelden en stuurden zij de buik van het leger. In afbeeldingen uit de 16e eeuw dragen vaandeldragers (vaandrigs) in legereenheden en gilden vlaggen van groot formaat aan een korte stok mee. In militaire instructieboekjes uit de 16e eeuw zijn bepaalde vaste figuren of slagen beschreven die nu nog gebruikt worden als basisfiguren in het hedendaagse vendelzwaaien. Tijdens de Middeleeuwen was er een nauw contact tussen de schuttersgilden en vendelzwaaiers (vendeldragers). De schutterij of het schuttersgilde was een soort burgerwacht, opgericht om stad of dorp te beschermen tegen stropende benden en huurlegers die de dorpen platbrandden en de kerken beroofden, of om de orde te handhaven bij oproer of brand. De gildebroeders beschermden wat hun het dierbaarst was: hun vrouwen en kinderen, huis en haard. En als dan het gevaar voorbij was, sloegen zij met hun vaandels een gebed om zich heen, omdat zij zo beter konden uitdrukken als woorden konden zeggen. En zo heeft eeuwenlang het zwaaien met het vaandel haar waarde behouden, meer dan alleen een traditionele betekenis. Tijdens de 17e eeuw zou vendelzwaaien een hoofdmoment geweest zijn tijdens de Rederijkersfeesten. Het vendelen was als een eerbetoon aan de wereldlijke autoriteiten. Later werd ook aan kerkelijke autoriteiten deze hulde gebracht. Later in de 18e eeuw verschijnt de loden bol als contragewicht aan een langere stok. Het vaandel werd zodoende wel zwaarder, maar kreeg een veel betere balans waardoor de figuren gelijkmatiger uitgevoerd kunnen worden. In de Brabantse gilden werd tot halverwege de vorige eeuw door de vaandrigs nog met vaandels van om en bij 10 kilo gezwaaid. Na die tijd komen de veel lichtere vendels op.

Na jaren van relatieve kalmte werd in de jaren 1950 het vendelzwaaien nieuw leven ingeblazen door de jeugdbeweging ‘Katholieke Landelijke Jeugd’. Hun leden werden aangemoedigd om deze mooie Vlaamse folklore verder te ontwikkelen door creatie van nieuwe figuren en series. In sommige afdelingen kreeg men de vendelmicrobe zo te pakken dat ze zelfstandig verder gingen.
Zowat gelijktijdig drong het vendelen ook door in de Vlaamse volksdansgroepen die de technieken nog verder verfijnden naar de vendelreeksen op muziek of tromgeroffel die we vandaag de dag kennen. Hieruit zijn ook enkele onafhankelijke vendelgroepen ontstaan die door het combineren van authentieke en moderne reeksen de jeugd weet te bekoren tot het vendelen.


De meest traditionele groepen zijn de gilden. Volkskunstgroepen zijn iets flexibeler. Af en toe ziet men een vrouw maar hoofdzakelijk zijn het mannen die vendelen met heraldische vlaggen op traditionele muziek of tromgeroffel. Sommige gilden combineren dit met gildedansen, het schieten met de handboog of kruisboog.
Hier en daar zijn er dan ook nog onafhankelijke groepen, die zich niet willen binden aan één of andere strekking en vaak de experimentele toer op gaan. De moderne muziek en kledij slaagt aan bij het grote publiek, waardoor deze vaak vele leden hebben en dus meer gevraagd worden voor de grote manifestaties.


Bronnen:

  • Boek ’50 jaar Hoge Gildenraad der Kempen 1952-2002’, E. Van Autenboer
  • Boek ‘Brabantse Schuttersgilden Vroeger en Nu’, 1983, Alfons Ising
  • Boek ‘Met vliegend vaandel en slaande trom’, 1986, Alfons Ising
  • Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde Essen