Landjuweel – Bijlage Kempische Congressen

De Kempische Congressen van Geschiedenis en Oudheidkundezijn ontstaan uit een groep mensen met grote belangstelling voor het Vlaamse volksleven. Ze hadden een gemeenschappelijk doel, nl. de oude volkscultuur uit het slop halen en opnieuw tot bloei brengen. Zij zorgden o.a. vooreen vernieuwde belangstelling voor en heropleving van de schuttersgilden als oudste verenigingen van onze gewesten. Zij richtten niet alleen tentoonstellingen en colloquia in over de gilden maar startten bovendien met de organisatie van het Landjuweel der Kempische gilden.

Het einde van de eerste wereldoorlog betekende het begin van de ontluiking van de Kempen en de heropleving van het gildeleven zoals het vroeger was geweest. Een nieuwe wereld met industriële ontwikkeling en verbeterde verkeersmogelijkheden opende nieuwe horizonten. Talrijke Kempenaren betreurden de achteruitstelling van hun geboortestreek.

Onder impuls van de Kempense Oudheidkundige Kringen werd aangedrongen om het verleden beter te leren kennen. Dit werd verwezenlijkt door het inrichten van Kempische Geschied- en Oudheidkundige Congressen en tentoonstellingen. Dank zij de inzet van kanunnik Floris Prims als erevoorzitter, maar vooral met kanunnik Jozef Jansen als voorzitter en Jozef Ernalsteen als secretaris van de Kempische Congressen kreeg dit initiatief een vaste vorm. Zij droegen de gilden in hun hart, voor hen beiden waren de schuttersgilden de zuiverste uiting van de Kempische volksziel, de zuiverste weerspiegeling van het Kempisch verleden!

Toelichting initiatiefnemers:

  • Kanunnik Floris (Florentius) Hubert Lodewijk Prims (°1882-†1954). Hij was een Belgische schrijver, priester, historicus, kanunnik van het Onze-Lieve-Vrouwkapittel en stadsarchivaris te Antwerpen.
  • Kanunnik Josephus (Jozef) Evermodus Jansen (°1871-†1949). De betekenis van kanunnik J.E. Jansen voor de beoefening van de geschiedenis en de heemkunde in de Kempen kan moeilijk worden overschat. Met enkele mensen stichtte Jansen in 1903 Taxandria, de oudste Geschied- en Oudheidkundige Kring van de Antwerpse Kempen te Turnhout. Op 19 mei 1911 werd Jansen tot stadsarchivaris van Turnhout aangesteld. Hij werd ook conservator van het Taxandriamuseum.
  • Jozef Ernalsteen (°1894-†1974), voorzitter van de Oudheidkundige Kring van Brecht en tevens secretaris van de Provinciale Commissie voor Geschiedenis en Volkskunde (Antwerpen). Hij werd later verkozen tot griffier en zelfs tot derde Opperhoofdman van de Hoge Gilderaad der Kempen.

Overzicht van de Kempische Congressen:

  • 1922 – 1ste congres te Turnhout, inrichting van een tentoonstelling gewijd aan de schuttersgilden.
  • 1925 – 2de congres te Brecht, thema ???
  • 1928 – 3de congres te Geel, thema ???
  • 1931 – 4de congres te Essen, thema ‘Gildeleven in de Kempen’ en 1ste Kempisch Landjuweel voor Schuttersgilden
  • 1935 – 5de congres te Westerlo, thema ??? en 2de Kempisch Landjuweel
  • 1937 – 6de congres te Hoogstraten, thema ??? en 3de Kempisch Landjuweel
  • 1952 – 7de en laatste congres te Mol, thema ??? en 4e Kempisch Landjuweel

Het vierde Kempische Congres in 1931 te Essen bewees de noodzaak van de terugblik op het verleden. In navolging van het bloeitijdvak der schuttersgilden, met name het tijdvak van de Hoofdgilden van Leuven (15de – 16deeeuw), werd het eerste Landjuweel van de Kempen georganiseerd volgens de oude reglementen maar aangepast aan de tijd. Als steun aan dit landjuweel werd een tentoonstelling gewijd aan de schuttersgilden van de Antwerpse Kempen. De eerste steen van het vernieuwde landjuweel was gelegd. Het landju­weel was terug in ere hersteld en werd het begin van een traditie.

Na het 6de Kempisch Congres te Hoogstraten in 1937 dwong de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) elke werking stil te leggen. Dat kwam goed uit! De Kempische Congressen van Geschiedenis en Oudheidkunde waren rumoerige hoogtepunten in het leven van de bloeiende Kempense Oudheidkundige Verenigingen, die om beurt een congres inrichtten. Er kwam steeds meer wederzijds wantrouwen en kritiek tussen hoofdcomité en inrichtende oudheidkundige kringen. Het begon te Essen (1931). Niettegenstaande goede organisatie, uitwerking en resultaten, eindigde dat congres met een financieel failliet:

  • enerzijds omwille van crisis en slechte weersomstandigheden
  • anderzijds omwille van officiële grootdoenerij.

Veel werd het hoofdcomité verweten, zodat met de inrichting van het 7de Kempisch Congres te Mol in 1952, getracht werd hoofdleiding en verantwoordelijkheid in handen te geven van de Oudheidkundige Kringen, en de werking uit te breiden tot Noord-Brabant (promotor was Ing. A. Juten uit Bergen op Zoom). Een harde en onverdiende slag voor de ijverige secretaris Jozef Ernalsteen. De Kempische Congressen stierven te Mol.

De Hoge Gilderaad der Kempen, opgericht op 3 februari 1952, zou ervoor zorgen dat de traditie in ere werd gehouden. Na 1952 werden de Landjuwelen van de Schuttersgilden der Kempen ingericht onder de auspiciën van de Hoge Gilderaad der Kempen.

Bronnen:

  • Boek ’50 jaar Hoge Gilderaad der Kempen 1952-2002’, Eugeen Van Autenboer
  • Boek ‘Het Leven en werk van Gerard Meeusen’, Koninklijke Heemkundige Kring Essen, 20 mei 2000