Roffelen

De tromgeschiedenis start reeds 3000 jaar voor Christus. Slaginstrumenten, en in het bijzonder trommen, zijn ongetwijfeld de oudste instrumenten. In hun oorspronkelijke vorm dienden ze vooral tot het overbrengen van boodschappen. Ook nu nog worden ze als ‘signaalinstrumenten’ betiteld.


Het gebruik van de trom in het gildewezen.

De oude caerten van schuttersgilden (1332, 1540) vermelden geen letter over tamboer en trom. Vanaf ongeveer de 18de eeuw wordt deze functionaris terloops genoemd. Heel wat schuttersgilden hebben meestal één tamboer. De trom geeft de kadans en verwijst naar het militaire verleden van de schuttersgilden. Door het tromgeroffel wordt de gilde reeds van ver aangekondigd om zo de aandacht op te eisen. De trom zelf maakt deel uit van de gildeschat en kan eeuwenoud zijn.

De schuttersgilden gebruikten trommen die in een bepaalde tijd beschikbaar waren. Een aantal schuttersgilden zijn in het bezit van een landsknechttrom, de grote trom uit het landsknechtenleger, en geïntroduceerd door Maximiliaan van Oostenrijk in 1477. Oude prenten en schilderijen omtrent gilde- en rederijkersfeesten bevestigen dit. Andere schuttersgilden bezitten nog de zogenaamde grenadierstrom of paradetrom uit de tijd van de Franse Revolutie.

Wat verstaat men nu onder een gildetrom?

De trom heeft volgende kenmerken:

  • De ketel kan van hout of van koper (messing) gemaakt zijn.
  • De trom heeft houten spanbanden (velgen).
  • De tromvellen mogen niet van een dierlijk product zijn gemaakt.
  • Het bespannen van de vellen gebeurt met touwen die door middel van leerschuiven (8 of meer) naar elkaar toe worden getrokken.
  • Tegen het onderste trommelvel rusten enkele darmsnaren.
  • Wordt bespeeld met gewone tromstokken.

De vastgestelde minimum afmetingen zijn:

  • Voor de hoogte van de ketel en de houten banden (plusminus  5 cm) 41 cm.
  • Voor de diameter van de trom en de dikte van de banden (plusminus 1 cm) 42 cm.

Een gildetrom is niet gemakkelijk te bespelen omdat de vellen in verhouding tot de hoogte van de trom erg groot zijn. De bespanning moet dan voortdurend gecontroleerd en eventueel bijgesteld worden. Door hun tamelijk grote gewicht (vooral de koperen) en forse afmetingen zijn ze lastig te hanteren!

De tamboer treedt met zijn gildetrom op

  • bij ceremoniële gelegenheden in het gilde
  • tijdens processies, optochten en andere publieke evenementen. De tamboer loopt steevast in de voorste gelederen. Zijn trom geeft de cadans aan zodat de gildebroeders en gildezusters in dezelfde maat en stappen paraderen.
  • bij de inhuldiging van de nieuwe koning na het koningsschieten.  De tamboer zorgt voor de cadans waarop de vendeliers de vendelgroet ten uitvoer brengen.
  • tijdens de jaarlijkse gildefeesten en de vijfjaarlijkse landjuwelen. Na het opspannen van de snaren, een laatste controle van de trom, het aantreden, het controleren door een ervaren jurylid en het aanhoren van diens toelichtingen en aanmoedigingen, is het moment daar om een degelijke roffelprestatie te leveren. De tamboers van de deelnemende gilden bekampen zich onderling in behendigheid en perfectie bij het uitvoeren van hun roffel.

Bij tamboerwerk bekleedt de roffel een bijzondere en waardevolle plaats. Het roeren van de trom kan als een traditionele gildediscipline beschouwd worden.

Een roffel is een opeenvolging van korte slagen die in een verscheidenheid van klanksterkte kan worden uitgevoerd. Zelfs het verplaatsen van de roffel van het midden van het tromvel naar de buitenkant ervan en omgekeerd, brengt een klankvariatie (wegens spanningsverschil op het tromvel). De toeschouwers horen hoe de tam­boer de slagen naar een hoogtepunt drijft. Eens dat punt bereikt moet de tam­boer meermaals een “knak” met zijn stokken kunnen brengen. Daarna spoe­den de doffe klanken zich geleidelijk naar het stille einde toe. Zo gaat het er op wedstrijden nog steeds aan toe.

Mooi roffelwerk, vlot en gevarieerd, getuigt van de vaardigheid van de tamboer. Een goede beheersing van beide tromstokken is daartoe vereist. Oefening baart kunst!

De Hoge Gilderaad der Kempen biedt opleidingen aan de tamboers van de aangesloten gilden. Hierdoor verhoogt de kwaliteit van dit klankspel.


De tamboer bij de Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde Essen

Oefening baart kunst! En die kunst beheerst Jan Luyten. Al jaren functioneert Jan als tamboer in het gilde. Meermaals was hij zeer succesvol bij het uitvoeren van zijn roffel tijdens gildefeesten en landjuwelen, met een eerste plaats als resultaat.


Bronnen:

  • Boek ’50 jaar Hoge Gildenraad der Kempen 1952-2002’, E. Van Autenboer
  • Boek ‘Brabantse Schuttersgilden Vroeger en Nu’, 1983, Alfons Ising
  • Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde Essen