Bij gebrek aan geschreven stukken is het juiste tijdstip van de oprichting van het Sint-Sebastiaansgilde Essen (verder ‘het Gilde’ genoemd) onbekend. Het is nochtans zo goed als zeker dat het ontstaan dagtekent in de eerste helft van de 16de eeuw. Het Gilde is de oudste vereniging in Essen.
Belangrijke documenten over het ontstaan van het Gilde berusten nog in het rijke abdijarchief van Tongerlo. Drie plaatsbenamingen te Essen, zoals deze in het cijnsboek van de Abdij van Tongerlo uit 1518 voorkomen, mogen als vaststaand bewijs gelden, nl. Doelstrate (vroegere benaming van de huidige Melkerijstraat), Doelblock en Doelstucken. Deze namen wijzen op de oefenplaats van het gilde. Ook een rekening uit het cijnsboek van 1532 handelt over het opmaken van de aldaar gelegen doelen: “Stynen Colenstede aen Godschalck de timmerman stede, geleghen tot Esschen tusschen den waetermole ende de deuelen”.
Tot voor 1680 is er weinig over het geschiedkundig verleden van het Gilde gekend. Tijdens de onrustige tijden van de 16de en 17de eeuw omwille van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), een opstand en strijd in de Nederlanden, werd het gildeleven gevoelig gestremd. Het Gilde verloor hierbij al haar documenten, bezittingen en waarden. Alleen een koningsschild uit 1649 is bewaard gebleven.
In 1680, wanneer de rust enigszins was hersteld en de maatschappelijke toestand te Essen verbeterde, kon er opnieuw aan ontspanning worden gedacht. Het Gilde werd nieuw leven ingeblazen door pastoor Jacobus Maes, de bezieler van het gildeleven. Het Gilde werd op nieuwe leest geschoeid, en onder de hoge en machtige bescherming van de prelaten van Tongerlo (grondheren van Essen en tevens opperhoofdmannen van het Gilde), gaat zij een heerlijke toekomst tegemoet. Op 14 september 1680 hechtte de Hoogwaardige Heer F. Jacobus Rosnata Crils, abt en prelaat van Tongerlo, zijn goedkeuring aan de nieuwe “chaerte” of “grondkeure” der Sint-Sebastiaansgilde.
Het Gilde gedijde goed tot aan de Franse Revolutie (1789-1795). De macht en de privileges van adel en geestelijkheid werden massaal teruggedrongen onder druk van radicale politieke groeperingen, de mensenmassa in de steden en boeren op het platteland. De oude ideeën van absolutisme, aristocratie, en de macht van de kerk werden vervangen door de principes van liberté, égalité, fraternité, oftewel vrijheid, gelijkheid en broederschap. De Revolutie bracht de Kerk harde klappen toe: de kerkelijke bezittingen werden in november 1789 in beslag genomen. De bescherming van de prelaten van Tongerlo was niet meer. Een groot aantal van haar rechten en bezittingen werd het Gilde ontnomen. Het oprechte gildeleven verviel in al zijn verscheidenheden en werd stilaan een nagalm van wat het eens was. Een groot aantal gilden hielden op te bestaan.
In het begin van de 20ste eeuw was er, gelukkig, een vernieuwde belangstelling voor het gildeleven onder impuls van plaatselijke hoofdmannen en de Kempische Congressen die het gildeleven, in al haar pracht, nieuw leven inblazen. De Sint-Sebastiaansgilde Essen was hierbij een van de eersten om naar buiten te treden met haar tradities, gebruiken en dansen. Op 7 augustus 1927 was er een plechtige herdenking van het 300 jaar bestaan van het Gilde. Dit onder het erevoorzitterschap van Mgr. Dr. H. Lamy, prelaat van Tongerlo, als dankbare herinnering aan een zijner doorluchtige voorgangers die de “chaerte” of de “keuren” van het gilde had bevestigd, met name de hierboven genoemde heer Rosnata Crils.
Op 10 juni 1927 werd het Gilde door Koning Albert I gemachtigd tot het dragen van de titel Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde. In 1931 werd te Essen het ‘Vierde Geschied- en Oudheidkundig Congres der Kempen’, gewijd aan het gildeleven, gehouden.
De 2e Wereldoorlog (1939-1945) belette de verdere doorbraak van het gildewezen. Het einde van de oorlog gaf het sein tot een ware explosie en wildgroei. Vele gilden wilden terug in de openbaarheid komen en richtten een feest in. Alles verliep zonder enige orde. Er bestond geen onderling overleg. Bovendien slopen allerlei nieuwigheden in. Zou het vroegere echte gildeleven voorgoed verdwijnen? Gelukkig werd deze toestand tijdig ingezien. Een aantal hoofdmannen en deskundigen groepeerden zich rond de figuur van Gerard Meeusen, toenmalig hoofdman van de Sint-Sebastiaansgilde van Essen. Hij werd de spil van de zoektocht naar redding van het gildewezen. Het gildeleven eiste orde, vriendschap en samenwerking, maar zeker geen geldgewin. Het aantal gildefeesten diende beperkt te worden met voldoende prijzen en tegemoetkomingen. Een optocht moest gekenmerkt worden door degelijkheid en houding. Om dit te verwezenlijken was een overkoepelend orgaan noodzakelijk, een Hoge Gildenraad, waarin alle gilden verenigd waren en medezeggenschap hadden. Deze raad had als opdracht te waken over het bewaren van de oude gildengeest. De feesten mochten niet meer willekeurig gehouden worden en alleen bestemd zijn voor de aangesloten verenigingen. Alle hoofdmannen werden opgeroepen voor een eerste vergadering op 3 februari 1952. die aan de basis lag tot het oprichten van De Hoge Gilderaad der Kempen. Tijdens de eerstvolgende vergadering op 9 maart 1952 werden de statuten goedgekeurd en werd een bestuur aangesteld. De start was definitief gegeven, maar er kleefde toch een vlek op deze tweede bijeenkomst. De man die zich jarenlang had uitgesloofd om de Hoge Gildenraad tot stand te brengen werd tegen zijn verwachting in niet als opperdeken verkozen. Dit had de initiatiefnemer en redder van het gildewezen niet verdiend. Ontmoedigd keerde hij huiswaarts en was voor het gildewezen verloren. De HGK behartigt nog steeds de belangen van de Kempische gilden.
Het Gilde viert in 2018 zijn 500 jaar bestaan!
Het Gilde stond hoog in aanzien en had zelfs haar eigen altaar in de voormalige Onze-Lieve-Vrouwe kerk op het kerkeneind. Dit altaar werd in eigen beheer onderhouden. Het gilde beschikte tevens over haar eigen gewaden en ornamenten. Het altaar met het beeld van de patroonheilige is thans te bezichtigen in het Gerard Meeusen museum te Essen.
Bronnen:
- Oudheidkundige Kring van Esschen, nr.3 “Esschen en de Noorderlijke Heidestreek” Uitgegeven ter gelegenheid van het ‘Vierde Geschied- en Oudheidkundig Congres der Kempen’ gewijd aan het gildeleven (16 augustus 1931 – 13 september 1931).
- Hoge Gilderaad der Kempen