De Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde Essen is een schuttersgilde waarbij de handboog als wapen wordt gehanteerd. Vandaar ook haar tweede naam Ridderlijcke Gulde van den Edele Handboghe.
Het wapengebruik door de schuttersgilden binnen de Hoge Gilderaad der Kempen
De wapens bij de schuttersgilden zijn in twee hoofdgroepen te verdelen: enerzijds de pijl en boog als het zogenaamde spangeschut, anderzijds het geweer als vuurgeschut.
Bij de oprichting van de Hoge Gilderaad der Kempen (HGK) in 1952, een koepelorganisatie van een 70-tal gilden uit de Kempen, werden slechts drie categorieën van wapens toegestaan, nl. voetboog samen met kleine kruisboog, de handboog en de buks. In 1955 werd de kleine kruisboog een aparte categorie. Door de toetreding van de schuttersgilden van de Sint-Jansboog, volledig sinds 1961, werd dit wapen als vijfde categorie aanvaard. Het aantal handbooggilden overtreft de andere wapengilden in aantal.
Het schieten naar doel (horizontaal schieten) of wip (verticaal schieten) kan met verschillende soorten bogen gebeuren. Van het meest primitieve wapen tot het uiterst gesofistikeerde. De schuttersgilden van de verschillende wapens houden onderlinge schietwedstrijden. Het reglement is per wapen door de schuttersgilden zelf opgesteld. Elk wapen bezit immers zijn eigen specifieke kenmerken. Handboogschutters betwisten hun wedstrijden op doel op een afstand van 25 meter. De hoogte van de wip bedraagt 20 meter.
Een schuttersgilde kan officieel slechts één van bovengenoemde wapens hanteren. De schuttersgilden van een bepaald wapen voeren meestal allemaal dezelfde patroonheilige als naam van hun gilde. Zo is Sint-Sebastiaan de patroonheilige van alle handbooggilden. Omwille van de handboog wordt aangenomen dat de handbooggilden van Sint-Sebastiaan kunnen dateren uit de 14de, 15de of 16de eeuw.
In het verleden gebeurde het meer dan eens dat de schutters in hun gilde van wapen wensten te veranderen en dit met behoud van de oorspronkelijke gildenaam. Dit was ook zo bij een beperkt aantal schuttersgilden aangesloten bij de HGK. Niet alle aanvragen werden door de Wet binnen de HGK goedgekeurd. Het veranderen van wapen is niet abnormaal maar dient een uitzondering te blijven.
Bronnen:
- Boek ’50 jaar Hoge Gilderaad der Kempen 1952-2002’, Eugeen Van Autenboer
De ontwikkeling van de handboog door de eeuwen heen
De handboog is het oudste wapen dat in de vroege beschaving wordt teruggevonden. De handboog is het meest populaire wapen omdat het eenvoudig te hanteren en relatief goedkoop is. Sinds jaren worden er hulpmiddelen aangebracht op de handboog. Dit verhoogt de trefzekerheid maar ook de prijs.
Van oudsher is de handboog een wapen waarmee het moeilijk is om goede resultaten te behalen bij schietwedstrijden. Wanneer de gemoedsgesteldheid van de schutter, het spannen van de boog, en het lossen van de pijl niet in goede harmonie met elkaar zijn, komt er weinig van terecht. Het vereist grote spierkracht, concentratie en uiterste nauwkeurigheid.
De ontwikkeling:
- In de 14de eeuw werd voor het eerst kennis gemaakt met de Engelse beroepshandboogschutters. Hun handboog had een lengte van 1,88 m en was naar de beschikbare kracht van de schutter gemaakt van iepe-, esse- of eikehout.
- In de tweede helft van de 18de eeuw werden her en der nog wat overgebleven Engelse handbogen gebruikt bij het verticale vogelschieten en het horizontale doel- of blazoenschieten.
- In de 19de eeuw
- maakten handbooggilden gebruik van zeer eenvoudige eigen gemaakte handbogen. De schuttersgilden waren in het algemeen niet in staat om zich met dure en voor die tijd moderne wapens uit te rusten. Dat was ook niet nodig omdat het wapengebruik alleen maar tot vermaak hoefde te dienen.
- ontstaan talrijke verenigingen die zich, los van aloude gildetradities, toelegden op het behalen van de best mogelijke resultaten bij het schieten.
- In de 20ste eeuw
- In het begin van deze eeuw kam de handboogschutterij tot ontwikkeling. Zij zijn van grote invloed geweest op de technische ontwikkeling van de handboog tot een zeer hoogwaardig precisie-instrument zoals het nu is. Van lieverlede zijn de schuttersgilden ook gebruik gaan maken van deze moderne handbogen.
- Vanaf 1910 tot 1930 raakte de Belgische latboog ingeburgerd. De boog bestond uit drie of vijf dunne lagen hout die op elkaar waren geplakt.
- Rond 1935 kwam uit Zweden de stalen wedstrijdboog die ook door de schuttersgilden in gebruik werd genomen. Die boog bestond uit één of twee delen en was voorzien van een vizier. Zij worden nog tot op de dag van vandaag gebruikt. Een groot voordeel van deze stalen boog met de (nu) nylon pees is de onkwetsbaarheid bij verschillende weersomstandigheden.
- De meest ingrijpende ontwikkeling bij de handboog vond plaats in de jaren 1960 door de invoering van de compositie-sportbogen uit Canada. Veel van zulke verfijnde kunststofbogen worden nu uit Japan geïmporteerd.
- Bij de allernieuwste uitvoeringen van de sporthandboog loopt de pees over katrollen, vandaar de naam katrolboog. Er is dan aanmerkelijk minder spierkracht vereist om de boog te spannen en meer tijd en aandacht beschikbaar om op het doel te richten. De constructie is duidelijk bedoeld om een groter afzetgebied te bereiken onder vrouwen en jeugdigen.
Bronnen:
- Boek ‘Brabantse Schuttersgilden Vroeger en Nu’, Alfons Ising, 1983